In 1672 verklaarden de Franse koning Lodewijk de 14de, Karel II van Engeland en de bisschoppen van Munster en Keulen de Staten Generaal der Nederlanden de oorlog. Grave werd ingenomen en kwam onder Frans gezag te staan. Den Haag wilde echter deze strategisch gelegen stad kost wat kost terug. In 1674 omsingelde het Hollandse leger met huurtroepen uit Duitsland en Engeland de vestingstad Grave. Het streven van Lodewijk de 14de was erop gericht het grondgebied van zijn rijk zoveel mogelijk uit te breiden. Nog in datzelfde jaar werden de provincies Gelderland, Utrecht en Overijssel en een gedeelte van Zuid-Holland veroverd.
Van 1602 tot 1672 kerk voor de katholieke GravenarenSinds 1602 was Grave in handen van de protestantse Hollanders en waren de kerken geconfisqueerd door de protestanten. De katholieke Gravenaren waren tot 1672 aangewezen op deze kerk van Velp om hun geloof te belijden. Maar in april 1672 vielen door landhonger gedreven Fransen ten tijde van Lodewijk de 14de Grave binnen.
In 1672 moest, op last van ‘Hoogmogenden’ in Den Haag, de gouverneur van Grave, de heer Van Walenburg, met zijn garnizoen de stad verlaten om de compagnieën in ’s-Hertogenbosch te versterken. De Franse maarschalk, hertog De Turenne, die in Nijmegen gelegerd was, hoorde hiervan en stuurde onmiddellijk zijn luitenant-kolonel De Clodore op Grave af. Deze nam het stadje zonder slag of stoot in. Hoezo rampjaar? De katholieken mochten hun geloof weer belijden in hun eigen stad. De kapucijnen verzorgden al sinds circa 1635 heimelijk de zielenzorg van de katholieken in Grave. Door deze verdiensten werd de gardiaan (prior/abt) benoemd tot pastoor van Grave. De grote Sint-Elisabethkerk werd in 1672 weer door de parochianen in gebruik genomen. Met een feestelijke eucharistie-viering in de openlucht op de Markt werd dit heugelijk feit luister bijgezet. De mis werd voorgegaan door de kapucijn Joahannes van der Landen, overste van het provinciaal ministerie der kapucijnenorde, die toevallig in Velp vertoefde.
1674 Rampjaar voor dit kerkje Het echte rampjaar voor Grave kwam pas twee jaar later, toen de Hollanders de moed hadden om het strategisch aan de Maas gelegen Grave weer terug te veroveren.
In 1674 stond in Nederasselt generaal Rabenhaupt met zijn manschappen klaar om Grave aan te vallen, terwijl kolonel Hundebeek met enkele regimenten infanterie en cavalerie en zes stuks geschut vanuit Velp de aanval zou inzetten. Markies De Chamilly, de Franse verdediger van de stad Grave, liet tien zware kanonnen in gereedheid brengen en beschoot Velp. Wat aan Hollandse zijde kon ontkomen zocht dekking achter de Maasdijk, op zo’n vijftig soldaten na die zich als voorwacht in de Velpse parochiekerk verschansten. De Chamilly wilde deze post overmeesteren. Hij liet ongeveer vijfhonderd man rechtstreeks de Velpse kerk bestormen. Enkele Hollanders werden in de kerk gedood, de anderen ontkwamen door te vluchten. De zestien soldaten en een officier die bij de vluchtpoging de toren waren ingeklommen werden krijgsgevangenen.
Toen de Fransen naar de ommuurde stad terugkeerden, bleven zes officieren in de kerktoren achter. Van hieruit hadden ze goed zicht op de troepenbeweging van het Hollandse leger dat zich richting Ravenstein terugtrok. Collega soldaten uit Grave onder leiding van kapitein Mayet kwamen ter verkenning nog een keer bij de Velpse kerk terug, maar de zes hielden zich gedeisd. Op 29 juli 1674 stormden de Hollanders opnieuw met versterking op de kerk af en omsingelden het gebouw. Omdat de zes zich niet wilden overgeven werd de kerk in brand gestoken, zodat ze zich wel moesten overgeven.
Twee dagen waren ze krijgsgevangenen, daarna werden ze tegen zes gevangen Hollandse officieren uitgewisseld. Later bleek dat er nog vijftig andere Fransen in de Velpse kerktoren zaten. De meesten van hen zijn bij de brand uit de galmgaten gesprongen met alle gevolgen van dien. De overige kwamen in de vlammen om.
De Fransen bleken uiteindelijk niet opgewassen tegen de Hollandse alliantie. Op uitdrukkelijk verzoek van Lodewijk de 14de moest de Franse generaal Noël Bouton, markies van Chamilly, op 26 oktober 1674 de capitulatie van Grave tekenen. |